A. Weerstandscapaciteit
Conform de Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen bevat de weerstandscapaciteit de volgende onderdelen:
de Algemene reserves, de Risicoreserve en de reserve OO (onvoorziene ontwikkelingen);
de Algemene reserve Grondbedrijf;
de (vrij besteedbare) bestemmingsreserves;
de begrotingsruimte (bezuinigingsmogelijkheden en de post Onvoorzien);
de onbenutte belastingcapaciteit;
de stille reserves.
De weerstandscapaciteit per 1 januari 2024 is als volgt opgebouwd (bedragen x € 1.000):
Weerstandscapaciteit |
|
Weerstandscapaciteit exploitatie: |
|
Onbenutte belastingcapaciteit: |
|
Onroerendezaakbelastingen |
0 |
Rioolheffing |
183 |
Afvalstoffenheffing |
164 |
Totaal onbenutte belastingcapaciteit |
|
Onvoorzien |
21 |
Weerstandscapaciteit structureel |
368 |
Weerstandscapaciteit vermogen: |
|
Eigen vermogen: |
|
Algemene reserve |
7.026 |
Reserve grondexploitatie |
3.135 |
Stille reserves: hogere marktwaarden obligaties / aandelen |
p.m. |
Weerstandscapaciteit incidenteel |
10.161 |
|
|
Totale weerstandscapaciteit |
10.529 |
Onbenutte belastingcapaciteit Bij de onbenutte belastingcapaciteit is gekeken naar de ruimte die er nog is in de huidige tarieven van de onroerendezaakbelastingen, rioolheffing en afvalstoffenheffing. Tussen de Rijksoverheid en gemeenten is afgesproken dat de regels voor limitering van de stijging van de OZB-tarieven vervallen. Tegelijkertijd is er wel een macronorm bepaald voor alle gemeenten tezamen; deze bedraagt 3%. De collectieve lasten mogen door het vervallen van de limiteringsregels niet onevenredig toenemen. Als de macronorm wordt overschreden, kan het kabinet ingrijpen via het Gemeentefonds. Het gemeentelijke beleid over leges is dat ze in totaal kostendekkend dienen te zijn. De belastingcapaciteit van de onroerendezaakbelastingen is berekend door het % van de WOZ-waarden van onze gemeente te vergelijken met het percentage dat een gemeente minimaal moet hanteren als het een beroep wil doen op artikel 12 van de Financiële Verhoudingswet, te weten 0,1614% (gebaseerd op meicirculaire 2023).
Onvoorzien De meest eenvoudige vorm van weerstandscapaciteit is de beschikbare ruimte binnen de begroting. In Opmeer is deze ruimte beperkt tot de post ‘onvoorziene uitgaven’ van € 1,85 per inwoner.
Eigen vermogen Op 13 december 2018 is door de raad de Nota reserves en Voorzieningen 2019 vastgesteld. In de nota is aangegeven dat de minimale stand van het weerstandsvermogen voortaan in de begroting in deze paragraaf zal worden opgenomen.
Voor het bepalen van de risico's in deze begroting heeft een actualisatie van de risico-inventarisatie en –identificatie plaats gevonden waarop een risicosimulatie is toegepast. De risicosimulatie wordt toegepast omdat het reserveren van het maximale bedrag van ruim € 4,9 miljoen ten behoeve van de in de inventarisatie opgenomen de ruim 30 risico’s ongewenst is. De risico’s treden immers niet allemaal tegelijk en in hun maximale omvang op. Op basis van de resultaten van deze risicosimulatie bedraagt de benodigde weerstandcapaciteit € 1.3 miljoen (exclusief het woningbedrijf en de grondexploitatie). In de risicoreserve is naar verwachting € 2.8 miljoen beschikbaar. Het ratio weerstandsvermogen komt hiermee op 2,2 hetgeen goed is.
Voor risico’s met betrekking tot de bouwgrondexploitaties zal de Reserve Grondexploitatie worden aangewend, voor risico’s over het Woningbedrijf de Reserve Woningbedrijf. Aan de maximale omvang van deze risicoreserve is vooralsnog geen limiet gesteld.
Stille reserves Stille reserves zijn activa die niet nodig zijn voor de bedrijfsvoering en waarvan de marktwaarde de boekwaarde overtreft. Nadrukkelijk vermelden wij hierbij dat de stille reserves pas kunnen worden benut op het moment dat de onderliggende waarden verkocht worden. Als stille reserve worden aangemerkt de aandelen van de N.V. Bank voor Nederlandse Gemeenten (BNG). Deze waarde is gebaseerd op het belang van de gemeente Opmeer in deze N.V.
Daarnaast is de gemeente eigenaar van diverse gebouwen, gronden en voorzieningen die veelal verhuurd zijn of in gebruik zijn gegeven en die voor nul of een verhoudingsgewijs lage boekwaarde op de balans gewaardeerd zijn. In het vrije economische verkeer vertegenwoordigen deze objecten uiteraard wel een waarde. Vooralsnog wordt voor de stille reserves “p.m.” opgenomen. Als de stille reserves wel gewaardeerd zouden worden zou dit tot een hogere uitkomst van het weerstandsvermogen leiden.